Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH7354

Datum uitspraak2008-11-17
Datum gepubliceerd2009-03-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers08.685
Statusgepubliceerd


Indicatie

Mondeling verzoek tot wraking ingevolge art. 513 Sv. Verzoek afgewezen. Het wrakingsverzoek heeft betrekking op een rechter-commissaris. Het verzoek is in de kern gebaseerd op het feit dat zich niet kan vinden in de weergave van de gang van zaken die door de rechter in het proces-verbaal is opgenomen. Volgens verzoeker heeft zij letterlijk zijn invrijheidstelling bevolen. Toen de raadsman vervolgens opmerkte dat verzoeker dus vrij was om op dat moment te gaan en staan waar hij wilde, heeft de rechter gezegd dat zij de mogelijkheid had om rauwelijks tot inbewaringstelling over te gaan, maar dat zij de verdachte daar eerste over wilde horen. De raadsman heeft daarna herhaald dat verzoeker vrij was om op dat moment het pand te verlaten, omdat er geen rauwelijkse inbewaringstelling is geweest. Op dat moment heeft de rechter verzoeker rauwelijks in bewaring gesteld. Verzoeker heeft de rechter daarna gewraakt, omdat zij geen hoor en wederhoor heeft toegepast, daardoor haar rechterlijke onpartijdigheid heeft geschaad en niet wilde ingaan op het standpunt van de raadsman. De rechter heeft daarmee ook de schijn gewekt dat zij in de toekomst verzoeker niet onpartijdig zal behandelen. De rechtbank kan niet vaststellen wat de exacte gang van zaken op de zitting van 13 oktober 2008 is geweest. Volgens verzoeker heeft de rechter hem rauwelijks in bewaring gesteld zonder hem daarover te horen en volgens de rechter heeft zij slechts de mogelijkheid tot een dergelijke in bewaringstelling uitgesproken. Indien uitgegaan wordt van de juistheid van de visie van verzoeker, geldt dat slechts dan aanleiding kan bestaan bij de rechter een vooringenomenheid te vermoeden, indien de wijze waarop zij de zaak behandelt en de door haar genomen beslissingen zo onbegrijpelijk zijn dat redelijkerwijs daarvoor geen andere verklaring dan vooringenomenheid is te geven. Daarvan getuigen de gang van zaken op de zitting en de al dan niet genomen beslissingen niet.


Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM Beschikking op het tijdens het verhoor door de rechter-commissaris van 13 oktober 2008 gedane en onder rekestnummer 08.685 ingeschreven verzoek van: [ ], geboren op [ ] te [ ], wonende te [ ], verzoeker, raadsman: mr. M.L. van Gaalen, advocaat te Amsterdam, welk verzoek strekt tot wraking van mr. [X], rechter-commissaris te Amsterdam, hierna: de rechter. Verloop van de procedure De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken: ? het proces-verbaal van bevindingen van 13 oktober 2008, opgemaakt door de rechter; ? de e-mail van de raadsman aan de griffier van de wrakingskamer van 15 oktober 2008. De rechter heeft medegedeeld niet in de wraking te berusten. Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 10 november 2008, alwaar de raadsman en de rechter zijn gehoord. De raadsman heeft een korte toelichting gegeven. De rechter heeft haar schriftelijk weergegeven opmerkingen overgelegd. 1. Gronden van de beslissing Van de volgende feiten wordt uitgegaan: a) Verzoeker is verdachte in een strafzaak geregistreerd onder parketnummer [ ]. b) Op 13 oktober 2008 heeft de rechter verzoeker gehoord ter toetsing van de inverzekeringstelling en op de vordering tot inbewaringstelling. De raadsman heeft aangevoerd dat de termijn van voorgeleiding dusdanig was overschreden dat onmiddellijke invrijheidstelling moest volgen. c) Volgens het proces-verbaal heeft de rechter daarop meegedeeld dat er sprake was van een dermate grote overschrijding van de termijn dat dit in het voordeel van verzoeker zou moeten uitvallen. In beginsel diende daarom, aldus de rechter-commissaris, onmiddellijke invrijheidstelling te volgen. De rechter heeft verzoeker vervolgens meegedeeld dat zij daartoe niet overging en dat zij de mogelijkheid had om verzoeker rauwelijks in bewaring te stellen. Zij heeft meegedeeld dat zij in dat verband verzoeker wenste te horen over de feiten. Daarop heeft de raadsman gesteld de rechter te wraken als zij niet tot onmiddellijke invrijheidstelling zou overgaan, aldus dit proces-verbaal. De rechter heeft de behandeling van de zaak vervolgens overgedragen aan een collega. d) De raadsman heeft een andere lezing van de feiten, weergegeven in de bovengenoemde e-mail van 15 oktober 2008. 2. Het verzoek en de gronden daarvan 2.1 Het verzoek tot wraking is gebaseerd op de navolgende - zakelijk - weergegeven gronden: Verzoeker kan zich niet vinden in de weergave van de gang van zaken die door de rechter in het proces-verbaal is opgenomen. Volgens verzoeker heeft zij letterlijk zijn invrijheidstelling bevolen. Toen de raadsman vervolgens opmerkte dat verzoeker dus vrij was om op dat moment te gaan en staan waar hij wilde, heeft de rechter gezegd dat zij de mogelijkheid had om rauwelijks tot inbewaringstelling over te gaan, maar dat zij de verdachte daar eerste over wilde horen. De raadsman heeft daarna herhaald dat verzoeker vrij was om op dat moment het pand te verlaten, omdat er geen rauwelijkse inbewaringstelling is geweest. Op dat moment heeft de rechter verzoeker rauwelijks in bewaring gesteld. 2.2 Verzoeker heeft de rechter daarna gewraakt, omdat zij geen hoor en wederhoor heeft toegepast, daardoor haar rechterlijke onpartijdigheid heeft geschaad en niet wilde ingaan op het standpunt van de raadsman. De rechter heeft daarmee ook de schijn gewekt dat zij in de toekomst verzoeker niet onpartijdig zal behandelen. 3. De reactie van de rechter De rechter heeft het verzoek bestreden. Zij heeft verwezen naar de inhoud van het proces-verbaal, al kan zij gezien het tijdsverloop zich haar precieze bewoordingen niet meer herinneren. Zij is er zeker van dat zij verzoeker op dat moment nog niet rauwelijks in bewaring had gesteld, omdat zij bij dit soort behandelingen een vast stramien volgt. 4. De beoordeling van het verzoek 4.1. Bij de beoordeling van het verzoek stelt de rechtbank voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Aan de hand van deze maatstaf zal de rechtbank het wrakingsverzoek beoordelen. 4.2 De rechtbank kan niet vaststellen wat de exacte gang van zaken op de zitting van 13 oktober 2008 is geweest. Volgens verzoeker heeft de rechter hem rauwelijks in bewaring gesteld zonder hem daarover te horen en volgens de rechter heeft zij slechts de mogelijkheid tot een dergelijke in bewaringstelling uitgesproken. Indien uitgegaan wordt van de juistheid van de visie van verzoeker, geldt dat slechts dan aanleiding kan bestaan bij de rechter een vooringenomenheid te vermoeden, indien de wijze waarop zij de zaak behandelt en de door haar genomen beslissingen zo onbegrijpelijk zijn dat redelijkerwijs daarvoor geen andere verklaring dan vooringenomenheid is te geven. Daarvan getuigen de gang van zaken op de zitting en de al dan niet genomen beslissingen niet. 4.5 Nu geen feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden dient het wrakingsverzoek als ongegrond te worden afgewezen. 4.6 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt. B E S L I S S I N G : De rechtbank: - wijst het verzoek tot wraking af. Aldus gegeven door mrs. E.D. Bonga Sigmond, M.V. Ulrici en A.M. Ruige en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 november 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.